De naam Manuka komt van de inheemse bevolking van Nieuw-Zeeland, de Maori. De plant is ook bekend als Zuidzeemirte (Leptospermum scoparium) of Nieuw-Zeelandse mirte. De plant behoort tot de Mirtefamilie, is verwant aan de Australische theeboom en is inheems in de bergachtige gebieden van Nieuw-Zeeland en het zuidoosten van Australië. Manuka groeit als struik of boom tot een hoogte van ongeveer 4 meter. De plant is zeer winterhard en gedijt van het laagland tot op subalpiene hoogten.
De Manukaplant is beroemd geworden om de honing die hij produceert en om de essentiële Manukaolie (de “echte” tea tree olie, die veel beter is dan de Australische tea tree olie). De delen van de Manukaplant werden van oudsher gebruikt door de Maori. Engelse missionarissen brachten in 1839 de eerste bijenkorven naar het land zodat eindelijk de beroemde Manuka honing kon worden gewonnen.
De honing wordt gemaakt van de nectar van witte Manukabloemen (met een roze rand). Manuka groeit meestal naast de verwante Kanuka, die echter louter rode/roze bloemen produceert. Manuka honing bevat daarom meestal ook kleine hoeveelheden Kanuka.