OPC (afkorting voor: oligomere proanthocyanidinen), ook wel vitamine P genoemd, is een stofgroep van flavonolen die bestaat uit polymeren van catechinen en epicatechinen. Proanthocyanidinen worden gevonden in een hele reeks vruchten en planten, waaronder de pitten en schillen van druiven, in bessen en citrusvruchten, maar ook in de beschermende schorslaag van bomen.
De verschillende proanthocyanidinen worden gegroepeerd, afhankelijk van het aantal eenheden, bijvoorbeeld als monomeren (één eenheid) en dimeren (twee eenheden). De exacte definitie van OPC is enigszins vaag - afhankelijk van de interpretatie worden ofwel alleen de di- tot tetrameren, di- tot pentameren, di- tot hexameren of alle proanthocyanidinen behalve de monomeren OPC genoemd.
Lange tijd werden alleen de dimeren, d.w.z. bestaande uit twee eenheden, en de trimeren, d.w.z. bestaande uit drie eenheden, beschouwd als biologisch actieve proanthocyanidinen. Dit wordt echter steeds meer in twijfel getrokken, zodat een complexe interactie van alle componenten (inclusief de polymere proanthicyanidinen zoals hexameren en heptameren) uit het druivenpit extract kan worden verondersteld. OPC verbindingen komen in prominente hoeveelheden voor, namelijk voornamelijk in pijnboomschors en druivenpitten, waarbij de individuele proanthocyanidinen die daarin voorkomen zowel in vorm als in hun werking van elkaar verschillen. Bijzonder opmerkelijk is de grote hoeveelheid van het belangrijke proanthocyanidine-B3-3'-O-gallaat in druivenpit extract.